IN VOID II

IN VOID II
Jon Ellwood

Agenda

23.09.17 07.01.18
  • In het werk van Kris Verdonck zijn objecten en machines even “levend” als menselijke dansers en acteurs. In de installatiecircuits die gepresenteerd worden onder de titel IN VOID (I & II), gaat deze gelijkstelling van mens en object zo ver, dat de mens nagenoeg verdwijnt. Objecten, machines en projecties bevolken het theater in een reflectie over het einde van de mens. Die laatste is hier enkel een herinnering. In deze wereld is de hoofdrol niet langer voor de mens, maar voor de dingen en machines weggelegd.

    Het theater als plek van menselijke présence en charisma is misschien wel de geknipte plek om over menselijke afwezigheid na te denken. Eigenschappen of vaardigheden die we graag typisch menselijk noemen – aanwezigheid, dansen, muziek – blijken lang niet zo exclusief het terrein van de mens te zijn en ook zonder ons doen de machines verder. IN VOID II bestaat uit een aantal bestaande installaties en nieuwe werken die het gebruik van specifieke materialen, technieken en een niet-menselijke performativiteit voortzetten en verdiepen. De performatieve installaties zijn opdat ze een hele ‘werkdag’ kunnen draaien. Samen vormen deze installaties een omgeving waaruit de mens verdwenen is, een spookhuis waarin de objecten tot leven komen.
    IN VOID II werd gecreëerd op vraag van Naves Matadero (Madrid).

    IN VOID II

    "Perhaps the objects around us derive their immobility only from our certainty that they are what they are and not anything else; they gain their immobility from the inflexibility of the thinking with which we respond to them."
    (Robert Musil)

    In het werk van Kris Verdonck zijn objecten en machines even performatief als menselijke dansers en acteurs. In het installatiecircuit IN VOID II gaat deze gelijkstelling van mens en object zo ver, dat de mens nagenoeg uit de vergelijking verdwijnt. Objecten, machines en projecties bevolken het bevolken in een reflectie over het einde van de mens. Een kritische blik op de verhouding tussen mens en technologie en de daarmee gepaard gaande mogelijkheid van het einde van de mensheid zijn een constante in het oeuvre van Verdonck. ACTOR #1 (2010)en IN VOID (2016) verkenden reeds de performativiteit van objecten en menselijke afwezigheid. UNTITLED (2014) en Conversations (at the end of the world) (2017) gaan dieper op de leegte van menselijke actie in een eindtijd die maar niet lijkt te eindigen. IN VOID II zet deze lijnen verder en voegt er de vraag naar wat rest van de menselijke performativiteit in deze omgeving, aan toe. 

    Immers, de machines krijgen in IN VOID II de hoofdrol. Door de menselijke drang naar groei, vooruitgang, kennis en controle en de uitvindingen en technologieën die deze met zich meebrengt, heeft hij zichzelf overbodig gemaakt. Op het moment dat we de vaststelling van het antropoceen vieren en onze nalatenschap zich diep in de aardbodem genesteld heeft, lijken de pistes naar een plots einde van de menselijke soort veelvuldig en realistisch. Heiner Müller zei in een interview met Alexander Kluge: “Maar dat wat die plaats bezet houdt, kan voortdurend veranderen. Dat hoeft geen menselijk wezen te zijn, het kan ook een computer zijn of een plantaardige substantie, om ’t even wat.”

    Volgens sommige filosofen (Kojève, Agamben, Fukuyama, Baudrillard, …) bevinden we ons nu al in een soort nageschiedenis van verzadiging, stilstand, gelatenheid en langzaam uitdoven. Deze posthistorische conditie heeft geleid tot twee verwante gevoelens. Enerzijds een diepe machteloosheid: een ervaring van het onvermogen om iets aan de loop (of stilstand) van de geschiedenis te veranderen. Die machteloosheid grenst aan een tweede sensatie: een fatalisme dat haast verlangt naar een Apocalyps. Dit eindtijdelijke gevoel is kenmerkend is voor een periode waarin het tijdsgewricht kraakt en lijkt te barsten op weg naar een volgende fase. Benjamins Engel van de geschiedenis kan eveneens slechts toekijken hoe het puin zich opstapelt, terwijl het einde hem aanzuigt. Voorbij de mens denken – die quasi onmogelijke en gezien de omstandigheden toch zo realistische gedachteoefening – is een moeilijke en haast tegennatuurlijke bezigheid. Eén beeld is alvast tekenend voor de leegte die overblijft na de vernieling: een robot die na de kernramp in Fukushima uitgezonden werd naar het onherbergzame gebied om er te gaan bidden voor de slachtoffers. 

    Spoken en performende objecten

    Objecten zijn in onze Westerse samenleving steeds meer bezield. We houden nog steeds vast aan de opdeling tussen levende mensen en dode objecten, terwijl de hybride figuren in onze broekzak en schoudertas zitten. Levende objecten worden daarom vaak als unheimlich ervaren. De Japanse robotica professor Masahiro Mori bedacht in 1970 de Uncanny Valley om de empathie voor objecten in relatie te brengen tot hun gelijkenis met de mens: hoe meer ze op de mens lijken hoe meer empathie we ervoor ervaren. Er is echter een kritisch punt, waarop we in de Uncanny Valley ‘vallen’: het vertrouwde dode ding wordt té echt of ‘levend’ en hierdoor wordt het letterlijk unheimlich (thuisloos). Het is niet meer te plaatsen in de bestaande categorieën en bevindt zich in de grijze zone van de levende dingen. Vandaag zijn we omringd door ‘uncanny wezens’: van smart phones en AI tot animistische objecten en de mysterieuze eigenschappen van consumptiegoederen in wat Marx het ‘warenfetisjisme’ noemde. De vraag of we nog wel wat die dingen eigenlijk zijn en doen, dringt zich steeds meer op.

    In IN VOID II weerspiegelen objecten weerspiegelen de ‘levendigheid’ van dingen, zoals de inflatables van BOGUS I en BOGUS II, of de springende robot DANCER #3.

    Historisch leidden nieuwe technologieën steevast tot angst en verwondering, zoals het bijgeloof rond spoken en de eerste telefoons – ‘de stem in de telefoonlijn’. Ook nieuwe technologieën creëren vaak een nieuw soort aanwezigheid van objecten, denk maar aan de vreemde gewaarwording dat Facebook en Amazon je wel heel goed kennen door reclame die ze aanbieden. In het theater hebben spoken op scène een materiële oorsprong in de traditie van la servante, of de ghost light. Één lamp op een staander, in het midden van scène die de ganse nacht blijft branden, om ervoor te zorgen dat nachtelijke werkers hun weg vinden in de theaterzaal of op de scène. IN VOID II kan in dezelfde zin beschouwd worden: wanneer de laatste mens de scène verlaten heeft, blijven de dingen en een spookachtige aanwezigheid als enige restanten over. 

    Behalve de specifieke selectie van installaties, creëerde Verdonck voor IN VOID II ook één nieuwe installatie. De verdwenen mens wordt in UNIT de performer in een mascotte pak, niet te onderscheiden van de levenloze dubbels die zich ook in de ruimte bevinden. Deze tot “levende objecten” verworden mensen zijn een variatie op het einde: wat als je nog bestaat nadat alles al voorbij is? Wanneer alle actie nutteloos is geworden, resten enkel het wachten en de verveling. De mascotte, het symbool van een merk, land of ploeg, staat tegelijk voor een pijnlijke vervangbaarheid van diegene die erin zit. We zien hem of haar niet meer: de mascotte is tegelijk de nulgraad én de terreur van performance. 

    De ‘spookachtige’ theatrale installaties in IN VOID II zouden als variaties op afwezigheid omschreven kunnen worden. Sommige werken refereren expliciet naar menselijke oorzaken van het een mogelijk einde van de wereld door vervuiling, oorlog of hyperkapitalisme. Andere zijn dan weer meer autonoom en zijn op die manier een reflectie van de mogelijkheid en haalbaarheid van overbodige mens. Eigenschappen of vaardigheden die we graag typisch menselijk noemen – aanwezigheid, dansen, muziek – blijken lang niet zo exclusief het terrein van de mens te zijn en ook zonder ons doen de machines verder. De verschillende installaties zijn wat Brecht ‘spoken uit de toekomst’ noemde: de kiemen van wat later catastrofale gevolgen zal hebben en waarvan zich nu al duidelijke sporen aftekenen. Het ensemble aan theatrale installaties vertelt geen verhaal van een poëtisch en geleidelijk verval, maar vormt één van ruwe, agressieve verwoesting. De verschillende werken getuigen van geweld dat in onze samenleving huist in de oorlog, economische uitbuiting, snelheid, overprikkeling en ecologische rampen. 

Credits

Concept & Regie : Kris Verdonck
Dramaturgie: Kristof van Baarle
Performers: Paloma Díaz, Ksenia Guinea, Laura Índigo y Esther Rodríguez-Barbero
Choreografie: Marc Iglesias
Technische coördinatie: Jan Van Gijsel
Installatie- en kostuumontwerp: Eefje Wijnings
Productie: A Two Dogs Company
Coproductie: Naves Matadero (ES)
Met de steun van: Tax Shelter maatregel van de Federale Overheid, Vlaamse Gemeenschap, Vlaamse Gemeenschapscommissie