Taichung City
Maastricht
Wageningen
Eindhoven
Nijmegen
Amsterdam
Amsterdam
Leuven
Bordeaux
Amsterdam
Hasselt
Antwerpen
Göteborg Dance & Theatre Festival
Göteborg
Utrecht
Zurich
Kortrijk
Gent
I/II/III/IIII is een theatrale installatie gecreëerd in 2007. Naar analogie met een poppenkast transformeert Kris Verdonck in I/II/III/IIII de scène tot een ‘mensenkast’. Vier ‘identieke’ danseressen hangen als marionetten in een grote machine. Samen met hen ontwikkelde Verdonck een choreografie: een solo, een duet, een trio en een pas-de-quatre volgen elkaar op.
Tijdens het werkproces zochten zij naar manieren waarop de danseressen een maximale vrijheid tegenover de machine konden verwerven. Die vrijheid kent echter vele grenzen: vroeg of laat stuurt de machine de danseressen een door haar bepaalde richting uit.
Van I naar II naar III naar IIII: leidt een groeiend aantal ‘marionetten’ tot meer chaos of tot meer orde in hun rangen? Primeren de gelijkenissen of juist de verschillen tussen de danseressen? De beelden die I/II/III/IIII oproept zijn verwarrend, veelgelaagd en dubbelzinnig: ze herinneren ons aan de witte vogels uit Het Zwanenmeer maar ook aan meegesleurde dierlijke karkassen, zwevende engelen, neerstortende mensenlijven en alles daartussenin.
ICK, stadsgezelschap dans van Amsterdam, brengt onder leiding van Emio Greco en Pieter C. Scholten internationaal gelauwerde choreografen naar Nederland. Een tournee van de herneming van I/II/III/IIII, met danser van ICK en op repertoire bij ICK Amsterdam, is voorzien eind 2017.
Hij antwoordde dat ik me niet moest voorstellen dat elk lidmaat afzonderlijk gedurende de verschillende momenten van de dans door de machinist gezet en getrokken werd. Elke beweging, zei hij, heeft een zwaartepunt; het is genoeg deze in het binnenste van de figuur te beheersen; de ledematen, die niets dan pendels zijn, volgen zonder enig toedoen op een mechanische wijze vanzelf. Hij voegde eraan toe dat deze beweging heel eenvoudig is, dat, telkens wanneer het zwaartepunt in een rechte lijn bewogen wordt, de ledematen ook al curven beschrijven; en dat het geheel, wanneer het louter toevallig een stoot krijgt, vaak al in een soort ritmische beweging geraakt, die erg op de dans lijkt.
"Over het Marionettentheater", Heinrich von Kleist
1.
I/II/III/IIII is een nieuwe theatrale installatie van performancekunstenaar Kris Verdonck. Naar analogie met een poppenkast wordt de scène getransformeerd tot een 'mensenkast': vier 'identieke' danseressen worden opgehangen in een grote 'machine'.
In het werk van Kris Verdonck zijn de 'acteurs', de personages die op de scène staan of in de installaties verschijnen, altijd 'tussenwezens': figuren die zich ophouden in de schermerzone tussen mens en machine. Tijdens het werkproces van I/II/III/IIII werd er gezocht naar manieren waarop de danseressen een maximale vrijheid t.o.v. de machine konden verwerven. In zijn regie trachtte Kris Verdonck de tegengestelde krachten van vrijheid en gedetermineerd zijn samen te brengen: hoe ruimte geven aan de danseressen en tegelijkertijd functioneel blijven binnen de eisen/ de grenzen van het object? Vroeg of laat immers stuurt de machine de performers een door haar bepaalde richting uit. Het onderzoek gevoerd in I/II/III/IIII bestond er dus uit - net als in het verhaal van Kleist over de poppenspeler en zijn pop - de machine maximaal te leren kennen en het proces ondergeschikt te maken aan de potentiële bewegingen die zij kan uitvoeren. Wat ten slotte ontstaat is dan inderdaad misschien "een soort ritmische beweging, die erg op een dans lijkt"...
2.
I/II/III/IIII speelt zich af in de sfeer van 'Unheimlichkeit' die ons leven als moderne, door technologie geconditioneerde mensen kenmerkt. 'Unheimlichkeit' - de term wordt ontleend aan Freud - verwijst naar een situatie waarin voor de mens het vertrouwde wegvalt, waarin hij niet meer weet wat er met zijn geest en /of lichaam gebeurt. Het woord 'unheimlich' laat zich moeilijk vertalen: vreemd, onbegrijpelijk, geheimzinnig, angstwekkend, verbonden met bovennatuurlijke krachten. Letterlijk betekent un-heim-lich: wie geen huis meer heeft, wie nergens thuishoort.
3.
Door de eeuwen heen is de mens steeds op zoek geweest naar de mogelijkheden een perfecte, identieke kopie van zich zelf te creëren en daardoor het geheim van het ontstaan van het leven te ontsluieren. Deze zoektocht waarvan de Golem, Frankenstein en mechanische poppen of robots allerhande de etappes uitmaakten, vindt vandaag zijn voorlopig eindpunt in de ontwikkeling van de (nu nog) theoretische mogelijkheid van het klonen van een menselijk wezen. Deze mogelijkheid om een wezen te creëren dat volkomen 'identiek is' aan een al bestaand wezen, levert ons een nieuw tot nog toe ongekend gevoel van Unheimlichkeit op: het identiek zijn van twee wezens betekent immers dat zij - elk voor zich - niet meer uniek zijn. Wie volkomen gelijk is aan een ander kan geen aanspraak meer maken op een eigen onvervreemdbare identiteit, want hij/zij moet die identiteit met een ander delen.
4.
Houden wij daardoor op 'mens' te zijn? Waar eindigt de mens en waar begint het artificiële, de machine? Zijn wij wel in staat om te gaan met 'de pure herhaling of kopie' van ons zelf? Of is het toch, zoals de Franse filosoof Gilles Deleuze analyseerde, onmogelijk het begrip 'herhaling' los te koppelen van het begrip 'verschil'? Elke herhaling introduceert immers een verschil in ruimte en/of tijd. En van 'verschil' kan men slechts spreken als er ook herhaling is: de notie verschil impliceert immers een vergelijken van het ene met het andere, dus van minstens twee wezens, dingen, fenomenen enz. Wie verschil zegt, zegt verdubbeling.
5.
Door de mogelijkheid het geheim van het ontstaan van het leven te ontsluieren, betreden wij het gebied dat voorheen enkel aan god of de goden voorbehouden was, het gebied van de almacht, van de controle over alles en van de perfectie. Ook dat verlangen naar almacht is zo oud als de menselijke geschiedenis. Vandaag beschikken wij over de hulp van de technologie, maar toch proberen wij ook nog altijd 'op eigen kracht', zonder technologische hulp, de 'goddelijke perfectie' te bereiken. In de perfect gelijktijdig uitgevoerde bewegingen van een coryfee van ballerina's in een klassieke balletvoorstelling als 'Het Zwanenmeer', bij voorbeeld. Of in de exact synchroon uitgevoerde marspassen van een cohorte soldaten van het Noord Koreaanse leger. Of bij het synchroon zwemmen waarbij de benen van de zwemsters op precies hetzelfde moment onder water moeten verdwijnen...
6.
Bij het bekijken van deze fenomenen vallen op het eerste gezicht de gelijktijdigheid in het bewegen en de uniformiteit van de personen op. Bij nader toe zien worden kleine verschillen zichtbaar. Eén ballerina die een fractie van een seconde trager is dan de anderen. Eén soldaat van wie de stap een klein beetje zwaarder lijkt dan die van de anderen...
Wie 'uit de toon valt', wie niet meer 'in de pas loopt', doet zich opmerken, maakt een 'eigen identiteit' zichtbaar. Deze 'buitenbeentjes' doen de eenvormigheid te niet, tasten de orde aan, doorbreken de perfecte symmetrie of de perfect synchrone beweging. Precies hierdoor wordt in de geoliede 'machine' het 'menselijke' opnieuw zichtbaar. Kan het 'menselijke' dan gedefinieerd worden als het 'maken van fouten', als het mislukken, het struikelen en het stotteren? Is het essentiële verschil tussen mens en robot dan terug te brengen tot het feit dat de mens kan falen en de robot niet?
7.
In I/II/III/IIII werd samen met de danseressen opgehangen in de machine een choreografie ontwikkeld: een solo, een duet, een trio en een pas-de-quatre volgen elkaar op. De beelden die I/II/III/IIII oproept zijn veel gelaagd en verwarrend: het klassieke ballet, de poppenkast, de theatermachinerie van de 17 de eeuw, de marionetachtige acteurs uit het dadaïstische theater van het begin van de 20 ste eeuw... Een gamma van associaties van zwevende engelen tot meegesleurde karkassen. De structuur van de voorstelling confronteert ons tevens met de heel primaire en daardoor wellicht 'zuivere' gevoelsmatige interpretaties van de getallen 1, 2, 3 en 4 zoals die lang geleden door Griekse filosofen en wetenschappers werden geformuleerd. 1: de ondeelbare eenheid, het oergetal, de monade, die onvermijdelijk ook naar een-zaamheid verwijst. 2: het eerste getal met een begin en een einde, het duo, het paar, de meeste gebruikelijke vorm van symmetrie, het getal van elegantie en eenvoud, van spiegeling en verdubbeling. 3: het eerste getal met een begin, een midden en een einde, het getal van de goddelijke Drievuldigheid, het getal van de trappen van vergelijking. Maar ook het getal dat de eerste tegenstrijdigheid en chaos voortbrengt. 4: het getal van het tweede kwadraat, het 'even-even' getal van Pythagoras, het getal van harmonie en rechtvaardigheid, het getal van de vier elementen, de vier windrichtingen... Maar ook het getal dat door zijn perfectie de wereld sluit en dus meer naar de dood dan naar het leven verwijst...
I, II, III, IIII: het punt, de lijn, de oppervlakte, het lichaam...
tekst: Marianne Van Kerkhoven
« Op het eerste gezicht is dit een soort poppenkast, een marionettentheater met levende mensen. Of is het een ideaal ballet? Als je in de eerste beweging een danseres boven het podium ziet zweven, lijkt ze in haar kokette zwarte kleedje wel de verwerkelijking van de gewichtloze bevalligheid die het ballet nastreeft. Zeker als de machine haar even met de toppen van de tenen de vloer laat aanraken om haar dan in een onmogelijk perfecte pirouette de lucht in te hijsen. Maar even later slaat die triomf om in een nederlaag: de machine sleept haar als een ineengezakte marionet over de vloer. Ballet, als dressuur, solt ook met mensen. [...] Je huivert bij het akelige slotbeeld. Ondersteboven opgehangen aan het juk lijkt dit mooie lijf plots een karkas. Steeds weer roept deze simpele 'cyborg' vreemde associaties op. »
Pieter T'Jonck in De Morgen, 21/11/2007
« De evenwichtsoefening tussen menselijke controle en machinale overgave wordt tot het einde volgehouden. Juist dat maakt I/II/III/IIII zo intrigerend. Net als het uitzicht op vier danseressen die zich kapot werken, zonder dat ze je oog die bekentenis gunnen. De aanblik van schoonheid maakt immers blind. »
Daniëlle de Regt in De Standaard, 27/11/2007
« Sommige voorstellingen zijn tijdloos, I/II/III/IIII is er zo een. Na tien jaar zijn de zwanen van theatermaker en beeldend kunstenaar Kris Verdonck terug van weggeweest. Ditmaal zijn het de danseressen van ICK, die als marionetten aan zijn machine hangen. Aan betekenis heeft de meditatieve performance niets ingeboet, integendeel. Dwong in 2007 het experiment vooral respect af, nu dringt ook de politieke gelaagdheid van I/II/III/IIII diep door. »
Moos van den Broek in Theaterkrant, 08/05/2017
« Door de meditatieve cadans van de choreografie en de muziekcompositie ontstaat ruimte voor vragen. Wat is het eigenlijk, dat eeuwige verlangen in romantische balletten om de zwaartekracht te tarten en zwanen te verdubbelen? Hoeveel pijn doet het dansen in Verdoncks harnas en hoeveel genot biedt het ‘vliegen’? Waarom zien we alleen vrouwen, terwijl ze worden voortbewogen door mannelijke ‘machinisten’? Zo leidt Verdoncks uitgekiende constellatie ons terug naar de aarde waar gekloonde schapen en dansende robots rondlopen en als we de weg zoeken, telefoonapplicaties ons oriëntatievermogen overnemen. »
Jacq. Algra in Parool, 08/05/2017
« Maar dan is er nog de onvoorspelbare beweging en (dis-)balans van de beweegbare balk waaraan de danseressen zijn overgeleverd, die hen dwingt tot een uitgekiend samenspel met de machine en die soms orde creëert, terwijl bij momenten ook wanorde ontstaat. Zoveel kijk- en denkwerk biedt deze ingenieuze theaterinstallatie, dat je die in zijn gehéél wel vier keer zou willen zien. »
Francine van der Wiel in NRC Handelsblad, 08/05/2017
Concept & regie: Kris Verdonck
Dramaturgie: Marianne Van Kerkhoven
Dans: Natascha Dejong, Kim Amankwaa, Helena Volkov & Sophia Dinkel
Muziek: Stefaan Quix
Lichtontwerp: Luc Schaltin
Kostuums: Shampoo & Conditioner
Productie: ICKAmsterdam, A Two Dogs Company
Betrokken in de originele creatie in 2007:
Annabelle Chambon, Claire Croizé, Alix Eynaudi, Gemma Higginbotham, Nikoleta Rafaelisova, Eveline Van Bauwel, Hendrik De Smedt, Serge Grootaert, Simon Salaert, Bart Verhaegen, Hans Luyten, Dirk Lauwers. In coproductie en met de steun van: Kaaitheater (BE), Kunstencentrum Vooruit (BE), Buda Kunstencentrum (BE), de Vlaamse Overheid, de Vlaamse Gemeenschapscommissie