Chroniques - Friche la Belle de Mai
Marseille
Brussel
Parijs
Is wat we zien wel wat het lijkt? In BOGUS I verschijnen en verdwijnen vier grote ‘inflatables’ als duivels uit een doosje. Ze zijn de spoken van groei, industrie, entertainment en destructie. Tegelijk het performatieve decor voor een verdwijnende mens, en de sporen die achter blijven.
De naam BOGUS draagt het woord ‘bogey’ in zich, een plaaggeest, een bron van angst; de BOGUS is een materialisering van de valse spoken die ons achtervolgen. BOGUS I vond zijn oorsprong in de uitgebreide materiaalstudie en onderzoek naar de dynamieken van opblaassculpturen nodig voor de realisatie van BOGUS II. BOGUS I – wat zoveel betekent als ‘fake’ – is een spookachtige, mysterieuze verschijning. Het groeit en krimpt tot het weer in de doos past waar het uitkwam. Het ontstaan en verdwijnen van een fonkelende sculptuur, als ultieme magie.
Een spook waart door de wereld – het spook van het kapitalisme
(Don De Lillo, Cosmopolis)
Het spook en de onzichtbare hand
Sinds het begin van de kwantumfysica ontdekt men deeltjes die niet zijn wat ze lijken. Ze kunnen er zijn en niet zijn tegelijk. Ook dagelijkse objecten, zoals smart phones of sociale media, zijn niet altijd wat we denken dat ze zijn. Dit kan ons verwonderen, maar tegelijk ook diep verontrusten. Objecten worden ongrijpbaar, hun functioneren en eigenschappen ontglippen ons. Niet enkel wat ze doen, maar ook wat ze waard zijn, is steeds vaker een mysterie. Hun marktwaarde lijkt enkel een gevolg van speculatie te zijn en niet langer van de waarde van de grondstoffen zelf. Speculatie leidt, ondanks de waarschuwingen van de talrijke crises, nog steeds tot zeepbellen en crashes. De ongebreidelde drang naar groei en winst is als een spook dat onze regeringen, bedrijven en eigen geesten blijft volgen. Als er hier sprake is van een onzichtbare hand, dan is die zeker boosaardig, schreef de Duitse literatuurwetenschapper Joseph Vogl in zijn boek Het spook van het kapitaal.
Blinkende lucht
In UNTITLED vormden drie grote ‘inflatables’ het glanzende, performatieve decor waarin de mens verdwijnt. Tegelijk waren ze een bevreemdende aanwezigheid waaruit geweld en dreiging sprak. Verschillende belichtingen lieten de verschijning van hun materiaal, glanzende paillettes, veranderen van metaal tot disco-glitter. Blinkende lucht, het niets dat zich opblaast onder luid gekraak en gedreun. Voor het installatiecircuit IN VOID werkte Kris Verdonck deze opblaas-sculpturen verder uit tot een nieuwe autonome installatie BOGUS I. BOGUS – wat zoveel betekent als ‘fake’ – is een spookachtige, mysterieuze verschijning. Aan de basis ligt een uitgebreide materiaalstudie en onderzoek naar de dynamieken van opblaassculpturen. BOGUS I groeit en krimpt tot het weer in de doos past waar het uitkwam. Het ontstaan en verdwijnen van een fonkelende sculptuur, als ultieme magie. De naam BOGUS draagt ook het woord ‘bogey’ in zich, een plaaggeest, een bron van angst; de BOGUS is een materialisering van de valse spoken die ons achtervolgen.
Agressie van de omvang
De vorm van de BOGUS I ligt tussen concreet en abstract. Het paillette-materiaal twijfelt zelf ook tussen grimmig en feestelijk. De kinetische sculptuur heeft organische vormen en manieren van bewegen die de tekeningen van de bioloog Ernst Haeckel oproepen, maar zich niet laten categoriseren. BOGUS Iis echter buiten proportie. De omvang van de opblaassculptuur doet denken aan de beelden op Paaseiland, de Moai. Sommige analyses brengen de omvang van deze Moai in verband met de teloorgang van de beschaving op Paaseiland. In een stammentwist werden om ter grootste beelden gebouwd, waarvoor aanzienlijke hoeveelheden hout nodig waren, om deze te vervoeren. Uiteindelijk leidde een kaalgekapt eiland tot verschraling van de voedselvoorziening, hongersnood, massale sterfte en kannibalisme. Het verhaal van Paaseiland is emblematisch voor een samenleving die door overexploitatie en een buitensporige drang naar ‘bigger and better’ in een concurrentiestrijd, zichzelf vernielt. De Moai verbeelden de schoonheid van de destructie, hun verhaal waarschuwt ons echter voor een herhaling op globale schaal. Welke schadelijke ‘goden’ aanbidden wij in het Westen? Eindeloze groei en uiterlijke schijn eindigen vaak in hun tegendeel. Omvang en agressie gaan hier hand in hand.
Een variatie op afwezigheid en performatieve objecten
In een wereld waarin de mens verdwenen is, neemt BOGUS I de ruimte in als autonome performer. Het is een sculptuur die zich opblaast tot het een onrustwekkende en onnatuurlijke omvang bereikt om zich dan weer terug te trekken naar zijn beginpunt. Het is een muterend wezen dat misschien wel lijkt te ademen, maar het blijft een lichaam zonder kern. Het is onduidelijk hoe de sculptuur werkt. Dat, samen met de grootte en het ambigue materiaal maakt BOGUS I tot een unheimlich – spookachtig – wezen. Objecten zijn in onze Westerse samenleving steeds meer bezield. We houden nog steeds vast aan de opdeling tussen levende mensen en dode objecten, terwijl de hybride figuren in onze broekzak en schoudertas zitten. De installatie past zo in een breder onderzoek van Kris Verdonck naar performatieve objecten in een reflectie op de impact van technologie en onze relatie tot dingen. BOGUS I maakt deel uit van deze zoektocht naar levende objecten. Het enorme en tegelijk compacte ding dat de BOGUS I eigenlijk is, staat symbool voor wat de ondergang van de mens zou kunnen betekenen: de drang naar meer, de fascinatie voor rijkdom en glamour, waardoor er bellen ontstaan die wanneer ze uiteenspatten, onthullen waar deze overmoedige verlangens naar leiden: niets.
Concept & regie: Kris Verdonck
Dramaturgie: Kristof Van Baarle
Technische coördinatie: Jan Van Gijsel
Technisch ontwerp & constructie: Eefje Wijnings, Hans Van Wambeke, Kris Verdonck, Koen Roggen
Software & Electronics: Vincent Malstaf
Productie: A Two Dogs Company
Coproductie: Kaaitheater (BE), Festival de Keuze (NL)
Met dank aan: Julien Maire
Met de steun van: de Vlaamse Overheid, Vlaamse Gemeenschapscommissie